Dief- en duifhuis, het kleinste museum van Nederland !!

Dief- en Duifhuis Capelle aan den IJssel

MIDDELWATERING Vele automobilisten scheuren er dagelijks ongemerkt aan voorbij, maar ter hoogte van verzorgingstehuis De Rozenburcht liggen de restanten van het Slot van Capelle.

Het Dief- & Duifhuisje is een laatste overblijfsel van het toenmalige slot. Het gebouwtje van vier bij vijf meter dateert uit de 16e eeuw en diende ooit als gevangenis van de bewoners van het slot (huis Capelle).
Het gerestaureerde Dief- en duifhuisje is te vinden vlakbij Verzorgingtehuis De Rozenburcht, aan het Slotplein.

In dit kleinste museum van Nederland worden soms exposities gehouden. Dan is het gebouwtje geopend van 13 tot 16 uur, op de eerste zaterdag van de maanden april t/m oktober; te weten: 5 april, 3 mei, 7 juni, 5 juli, 2 augustus, 6 september en 4 oktober.

Extra openstellingen zijn er op :

12 april (Museumdag, van 10 tot 16 uur)
13 september (Open Monumentendag, van 10 tot 16 uur)

Groepen volgens afspraak;
Inlichtingen bij C. van Maanen, telefoon 010-4581198.

Historie Capelle aan den IJssel

Alhoewel iedereen bij Capelle denkt aan een nieuwbouwstad, gaat de historie van deze plaats zeer ver terug. Al in de tweede eeuw na Christus woonden er mensen op de plaats die later Capelle aan den IJssel is gaan heten.

In mei en juni van 2000 zijn door vier archeologen van het Bureau Oudheidkundig Onderzoek R'dam (BOOR) opgravingen verricht vlakbij het Dief- & Duifhuis. Hierbij is een dijkje van minimaal 10 meter breed en aan weerszijden voorzien van een rij houten palen met daarin twee duikers, blootgelegd. De constructie dateert uit de tweede eeuw. Over het onstaan van het eerste Slot Capelle is weinig bekend gebleven.

Schielands Hoge Zeedijk

Deze dijk ontstond aan het eind van de 12e eeuw in opdracht van Aleida van Henegouwen, dochter van graaf Floris IV van Holland, die zelf de schep ter hand nam toen de dijken op doorbreken stonden. Langs het lage polderlandschap van Schieland slingert zich sinds mensenheugenis Schielands Hoge Zeedijk, eeuwenlang de enige bescherming voor de bewoners tegen het water. In de loop der jaren nam het aantal bewoners in de polders achter deze dijk toe tot circa drie miljoen, de functie van Schielands Hoge Zeedijk bleef echter in al die jaren onveranderlijk dezelfde: de bescherming garanderen van al die bewoners.

Schielands Hoge Zeedijk en Leidens Ontzet in 1574

Schielands Hoge Zeedijk is maar één keer is doorgebroken. De enige werkelijke doorbraak van deze dijk was bewust door mensen veroorzaakt.

Toen Spaanse legers Leiden in 1574 belegerden, werd besloten de soldaten met behulp van water te verdrijven.
Op bevel van Willem van Oranje werd Schielands Hoge Zeedijk op 16 plaatsen doorstoken. Deze gaten werden na Leidens Ontzet weer gedicht. Waarschijnlijk was dit niet heel degelijk gebeurd, omdat Prins Maurits later bevel gaf tot versteviging van de dijk met een muur, de Mauritsmuur, die tot 1952 bleef staan. Gelukkig werd de dijk toen verstevigd en verhoogd en de muur gesloopt, want de Mauritsmuur had de stormvloed van 1953 niet kunnen weerstaan. Leiden werd ontzet. Capelle kreeg ten tijde van Napoleon bezoek van de Fransen. Deze soldaten hadden het hier wat minder naar hun zin en kampten met grote heimwee

Dief- en duifhuis Capelle aan den IJssel

Historie Slot Capelle vanaf 1600

Johan van der Veeken (1549-1616)

Johan van der Veeken was Stadspensionaris van Rotterdam en een der Machthebberen van de Rotterdamse Kamer van de VOC. Hij was geen geboren Rotterdammer, maar een immigrant uit Mechelen, die na enkele jaren in Antwerpen gewoond te hebben, zich in 1583 in Rotterdam vestigde. Zijn vader was een rijke haringkoopman in Mechelen en zijn broer Hendrik was huidevetter of leerlooier van beroep. Hendrik vertrok eerder dan Johan naar het Noorden. Na in Mechelen het burgemeestersambt te hebben bekleed trad hij al in 1575 op als burgemeester van Den Briel. In 1586 werd hij als poorter van Rotterdam ingeschreven.

Bewindhebbers van de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) waren meestal vermogende heren, die een minimum kapitaal aandeel hadden in de kamer. De functie van bewindhebber was meestal een belangrijke eindstap in de carière van van een lid van de Rotterdamse elite. Zij speelden een belangrijke rol in het Rotterdamse politieke, sociale en culturele leven. Dit kwam ook tot uitdrukking in de huisvesting van de bewindhebbers.

Velen lieten grootse buitenverblijven bouwen, anderen kochten voorname panden aan, zoals Johan van der Veeken (1548-1616), de van oorsprong Antwerpse mede-oprichter van de Rotterdamse Kamer .

Behalve reder en koopman was Van der Veeken ook bankier en geldschieter, onder andere voor de Staten-Generaal, de Staten van Holland en voor de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. Zijn rijkdom kwam onder andere tot uiting in het schitterende huis dat hij te Rotterdam aan de Hoogstraat liet bouwen en in de heerlijkheden Capelle aan de IJssel en Nieuwerkerk die hij in 1612 aankocht.

Op bovenstaande kaart het oude kasteel van Capelle aan den IJssel anno 1611, afgebroken door Johan van der Veeken.

In 1612 kocht hij het Slot Capelle en liet hij op het terrein van het oude slot een geheel nieuw kasteel optrekken met torens, grachten en ophaalbruggen.

Slot Capelle anno 1646

Johan van der Veeken's Slot Capelle,
Herbouwd in 1612, later eigendom van Aegidius Groeninx

Johan van der Veeken is nooit lid van de Vroedschap geworden omdat hij Rooms-Katholieke bleef. Op het slot van Capelle richtte hij bijvoorbeeld een grote zaal als katholieke kerk in en dankzij hem werden er in Rotterdam weer geregeld katholieke diensten gehouden. Van der Veeken stierf in 1616 te Rotterdam. Bij zijn begrafenis werd de klok maar liefst elf en een half uur geluid. Een waardig afscheid van een man die veel bijgedragen had aan de economische opbloei van Rotterdam.

Aegidius Groeninx (1703-1737)

De familie Groeninx was oorspronkeijk van Zeeuwse afkomst. In 1572 verhuisde schipper / koopman Marinus Mateusz. Groeninx naar Rotterdam omdat zijn woonplaats Reimerswaal letterlijk door de zee werd weggespoeld. Zijn nakomelingen waren voornamelijk kooplieden en bekleedden belangrijke functies in het stadsbestuur. De familie Groeninx bleef ook in de achttiende eeuw nauw betrokken bij het bestuur van Rotterdam.

Daarnaast verwief zij heerlijkheden om met een titel het aanzien te verhogen. De ouders van Aegidius, Cornelis Groeninx en Catharina van Zoelen bijvoorbeeld kochten in 1721 de ambachts- heerlijkheid Ridderkerk. Door zijn huwelijk met Theodora Maria Groenhout kwam ook Aegidius in het bezit van een heerlijkheid en mocht hij zich Heer van Capelle aan den IJssel noemen.

Het vermogen van Aegidius bleef wat achter bij dat van zijn echtgenote. Aegidius bracht namelijk 50.000 gulden en de inkomsten die uit het ambt van secretaris van de Weeskamer vloeiden, in zijn huwelijk mee, terwijl zijn vrouw al op jeugdige leeftijd bijna 80.000 gulden en de heerlijkheid van haar vader geërfd had.

De carrière van Aegidius in het stadsbestuur duurde slechts kort omdat hij al op vierendertigjarige leeftijd overleed. Desondanks bekleedde hij een groot aantal functies zoals onder andere vroedschap en kapitein van de schutterij.

Foto's : Stas Wesdorp