Capelle aan den IJssel, in historisch perspectief

Capelle en het Molukse kamp IJsseloord

Ruim 50 jaar geleden maakten 12.500 Molukkers vanuit Indonesië noodgedwongen de overtocht naar Nederland. Wat bedoeld was als een tijdelijk verblijf voor een half jaar is inmiddels een verblijf van meer dan een halve eeuw geworden. In maart 1958 kwamen de eerste Molukse families aan in Capelle, in het voormalige IJsseloord, een houten barakkenkamp, gelegen aan de voet van de IJsseldijk ter hoogte van Oostgaarde, richting Hitland. Tegenwoordig de landelijk zeer bekende nieuwbouwwijk Paradijsselpark.

Historie

Op 15 augustus 1945 eindigde de oorlog in Nederlands Indië. Het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) werd weer in ere hersteld. Er ontstond een nieuwe strijd, nu om de macht tussen Nederland en de Indonesische nationalisten. Veel Molukse KNIL militairen streden aan de kant van Nederland. Zij werden ingezet bij de grote ’politionele acties’ die de Nederlanders voerden om de binnenlandse orde te herstellen. Desondanks vond op 27 december 1949 de soevereiniteitsoverdracht plaats.

'Molukse KNIL soldaten werden gezien als bondgenoten van Nederland, de vijand van de nationalisten'

Molukse KNIL soldaten zaten toen verspreid over heel Indonesië. Ze werden gezien als bondgenoten van Nederland, de vijand van de nationalisten. In kazernes en kampen wachtten ze op wat er komen ging. De Molukse KNIL militairen, die in 1951 op Java bivakkeerden, werden uiteindelijk gedwongen te kiezen tussen een overstap naar het Indonesische leger, demobilisatie op Java en een overtocht naar Nederland.

Aanvankelijk was er ook de optie van demobilisatie op een plek naar keuze. Maar de zo gewenste plek -Ambon, waar in april 1950 de Republik Maluku Selatan (RMS) was uitgeroepen of anders Nieuw Guinea- werd door Indonesië niet geaccepteerd.

Formeel was er geen sprake van een dienstbevel van Nederlandse zijde. Maar er was ook geen sprake van vrijwilligheid aan Molukse zijde om te kiezen voor de overtocht naar Nederland. Uit angst voor de publieke opinie, omdat de Nederlandse dienstplichtigen in Indonesië zo lang op hun terugtocht moest wachten, besloot de regering tot tijdelijke zending naar Nederland als laatste optie. Een delegatie van Molukse militairen, onder leiding van sergeant Aponno, adviseerde zijn lotgenoten in Indonesië voor inscheping te kiezen.

Verraden. Zo voelen de Molukse KNIL militairen zich als ze op de dag van aankomst in Nederland massaal uit de dienst worden ontslagen. Van de ene op de andere dag zijn ze werkloos. In een koud land ver weg van huis, waar ze door de overheid worden ondergebracht in voormalige werklozen en concentratiekampen, leegstaande kloosters en kazernes. ,,Toen we de eerste ochtend de gordijnen openden, zagen we bomen zonder bladeren. Zo raar,’’ zegt oom Atus Kappuw uit Capelle aan den IJssel. Hij wordt met zijn echtgenote tante Dol en nog zo’n zeventig gezinnen naar een klooster in het Limburgse Eijsden gebracht. Vanuit het demobilisatiecentrum in Amersfoort zijn de 12.500 Molukse mannen, vrouwen en kinderen verspreid over heel Nederland. Sommigen treffen het goed: die gaan naar lege villa’s. ’Als ze eenmaal in gemeenten wonen, zijn ze moeilijk nog in kampen te krijgen’

Maar het merendeel belandt in de voormalige concentratiekampen in Vught en Westerbork. Oude, tochtige barakken, alleen voorzien van het hoognodige meubilair. Kampen, ver weg van de bewoonde wereld.

De regering kiest bewust voor deze vorm van huisvesting. Ze wil voorkomen dat de Molukkers opgaan in de Nederlandse samenleving. ’Als ze eenmaal in gemeenten wonen, zijn ze moeilijk nog in kampen te krijgen’, zo stelt een ambtenaar van de Dienst Maatschappelijke Zorg van Binnenlandse Zaken. Assimilatie is niet de bedoeling. Het gaat tenslotte om een tijdelijk verblijf. Organisatorisch is de eerste opvang een rommeltje. Een bont gezelschap van departementen stort zich op de Molukkers.

Het ontslag uit het leger wordt tevergeefs bij de rechter aangevochten. Nadat de Militaire Ambtenarenrechter de Molukse mannen in het gelijk heeft gesteld, besluit de Centrale Raad in hoger beroep dat de ambtenarenrechter niet bevoegd is een dergelijke beslising te nemen. Het wordt een domper. Want iedereen hield rekening met een terugkeer van de Molukse militairen. Op de dag dat de Centrale Raad uitspraak doet, liggen hun uniformen al klaar, inclusief een welkomstbrief. “ Het eten komt uit gaarkeukens, die onder supervisie van Nederlandse koks staan. De recepten voor de nasi goreng en sajoer kool staan op stenciltjes.”

Daar zitten ze dan, de mannen die tot voor kort nog in dienst waren van het KNIL. En de vrouwen met de kinderen. Ze mogen niet werken, mogen eigenlijk helemaal niks doen. Het eten komt uit gaarkeukens, die onder supervisie van Nederlandse koks staan. De recepten voor de nasi goreng en sajoer kool staan op stenciltjes.

Er worden kledingbonnen uitgereikt waarmee ze in het dorp kunnen betalen. Maar de Molukkers vinden ’t maar rare kleren. Ze vullen hun dagen met kaarten, voetballen, films kijken en muziek maken. Toch gaan de mannen op een gegeven moment bijklussen. Van de drie gulden zakgeld die ze per week krijgen, valt volgens hen niet te leven. ,,Wat kun je kopen voor drie gulden?’’ zegt Kappuw. Hij gaat kersen plukken voor vijf cent per kilo. Anderen gaan appels plukken of aardappelen rooien. ,,Maar het mag niet. Als je wordt ontdekt, moet je zestig procent aan het CAZ betalen.’’

Iedereen krijgt te maken met het eind 1952 ingestelde Commissariaat Ambonezenzorg (CAZ). Je kunt er niet omheen. Het CAZ bepaalt wat je eet, waar je kleren koopt, waar je woont en wie er mag werken in het kamphospitaal of de keuken. Het regelt cursussen naaien en hout en metaalbewerking. Voor later als ze teruggaan. Maar het CAZ houdt ook dossiers bij. ,,CAZ wist alles. Alles wat je zei of deed, kwam in je persoonlijke dossier terecht. Je kon er je hele leven in terugvinden,’’ zegt historicus Henk Smeets, directeur van het Moluks Historisch Museum.

De Nederlandse bevolking moet wennen aan de ’bruine mensen en bruine kindertjes’. Frieda Souhuwat Tomasoa: ,,Wij gingen niet naar het kampschooltje in Vught, maar meteen naar de Nederlandse school in het dorp. Ik werd door iedereen chocolaatje genoemd.’’ Maar de meeste kinderen krijgen les in het kamp zelf. Onder andere van de Nederlandse juf Nel Lanting, zelf geboren in Timor. Ze is pas 21 als ze in het kamp in Vught gaat onderwijzen. Het is een grote school. ,,Maar zeker niet de mooiste. Een donker lokaal met een betonnen vloer, kleine raampjes, twee ezelsborden en een kachel.’’

'Wij gingen niet naar het kampschooltje in Vught, maar meteen naar de Nederlandse school in het dorp. Ik werd door iedereen chocolaatje genoemd.' ,,Mijn Maleis was niet zo geweldig, dat had je eigenlijk wel nodig. De kinderen kwamen kersvers van moeders, spraken geen Nederlands.’’ Ze haalt het oude fotoboek erbij. Dicteeles in de open lucht met de leitjes op schoot, groepsfoto’s, schoolreisjes naar de Efteling. Een andere foto in het bos: een alternatieve gymles. ,,’s Zomers gingen we heerlijk het bos in. De jongens waren macho’s, echt soldatenvolk. Die gingen graag stoeien, schieten en in bomen klimmen. En er werd veel gevoetbald. Van die kleine kereltjes met winterlaarzen aan. ’s Winters hadden ze geen laarzen meer over.’’ Ze heeft genoeg mooie herinneringen aan die tijd. Gado gado tussen de middag, bingo spelen met zand, brieven van oud leerlingen. ,,De kinderen waren levendig in de klas. Thuis werd met straffe hand geregeerd. Discipline vinden ze toch wel fijn. Lekker streng joef!’’

RMS, Republik Maluku Selatan, de Republiek der Vrije Zuid Molukken.

De letters worden gebruikt om nationale gevoelens een identiteit te geven. Het heeft een symbolische werking om zich te onderscheiden van de rest.’’ Symbool van een nationale identiteit. De RMS -geproclameerd op 25 april 1950- is dat altijd geweest voor de Molukse gemeenschap. ,,De proclamatie is integraal onderdeel van de Molukse geschiedenis. RMS staat synoniem aan het recht op zelfbeschikking.’’ Het Moluks nationalisme is voor een deel gebaseerd op het idee dat Nederland ooit een vrije republiek beloofd heeft. Een verkeerde veronderstelling, zegt historicus Henk Smeets, directeur van het Moluks Historisch Museum. ,,De Nederlandse regering heeft nooit beloofd de RMS te steunen. Misschien is die indruk destijds door hoge ambtenaren wel gewekt.’’

,,Ons protest is gebaseerd op de belofte die ons is gedaan door generaal majoor Scheffer''

Dat laatste blijkt bijvoorbeeld bij de ontruiming van het Ambonezenkamp Schattenberg, het voormalige concentratiekamp Westerbork. Een groep Molukkers weigert te verhuizen naar stenen woonwijken. Als de laatsten door de marechaussee uit hun barakken worden gezet, zegt de Molukse leider A. Lease: ,,Ons protest is gebaseerd op de belofte die ons is gedaan door generaal majoor Scheffer. Die belofte houdt in dat wij via Nederland weer naar ons geboorteland zouden worden afgevoerd.’’ In Nederland zijn dan wel groepen die sympathiseren met de Molukkers, met name in rechts confessionele kringen. Zoals Help Ambon in Nood (HAIN) en Stichting Door De Eeuwen Trouw, die zich inzet voor de aan Nederland loyale minderheden in Indonesië. ,,Maar premier Drees was terughoudend en diplomatiek,’’ zegt Smeets. ,,Die gaf geen steun aan de RMS. Er kan dus niet gezegd worden dat een belofte gebroken is.’’ De Molukkers moeten de RMS strijd alleen voeren. Dat gaat niet zonder problemen. Al in de beginperiode zijn er onderling ruzies. In de jaren zestig wordt geprobeerd eenheid te creëren in de achterban. In ’66 wordt de eenheidspartij Badan Persatuan Rajat Maluku Selatan (BPRMS) opgericht. Later gaat deze door het leven als de Badan Persatuan.

In datzelfde jaar wordt RMS president C. Soumokil, die op de Molukken een guerilla oorlog voert, door Indonesië geëxecuteerd. De Molukse gemeenschap in Nederland reageert geschokt. De in Nederland verblijvende J. Manusama wordt president van een regering in ballingschap.

Een zorg van de Nederlandse regering is ondertussen het ordeprobleem in de kampen. Er zijn onderlinge conflicten, vaak over politieke zaken en religie. Maar er is ook opstand. Tegen het Nederlandse beleid. In juli 1951 vallen er rake klappen tussen Ambonezen en ambtenaren in Woerden als minister Van Maarseveen het wapperen van de RMS vlag verbiedt. “Iedereen moest kiezen waar hij naartoe wilde. In IJsseloord gingen we in barakken wonen. Met een keukentje en een eigen wc.”

. De bewoners hebben nu hun eigen kampraad, die optreedt als belangenbehartiger en gesprekspartner voor de Nederlandse functionarissen. Ook Kappuw neemt zitting in de raad. ,,Dingetjes regelen,’’ zegt hij. ,,En bemiddelen bij ruzies, want die waren er genoeg.’’

De kerk

De kerk speelt een belangrijke rol. Molukse predikanten beginnen de zelfstandige Molukse Evangelische Kerk (Geredja Indjili Maluku). De kerk is belangrijk voor de groepsbinding. Er komen kerkkoren, raden en fluitorkesten, die de diensten begeleiden zoals dat ook op de Molukken zelf gebeurt. Het leven in de kampen is volgens de structuur van de wetten van thuis. De adat regels worden ook in Nederland nageleefd. De zo belangrijke pela verbanden, ooit gesloten door de voorouders, worden in ere gehouden. Geen Molukker die het in zijn hoofd haalt om met een pela te trouwen. De eerste jaren blijven de KNIL militairen hun uniform dragen, onder meer om de Nederlandse regering te herinneren aan zijn plichten tegenover de Molukse bevolking. Er is elke ochtend appèl. Er wordt gemarcheerd en met militair ceremonieel wordt de RMS vlag gehezen.

Het ene na het andere moeilijke jaar in Nederland verstrijkt. Teruggaan naar huis is nog steeds geen optie. Het Indonesische leger heeft op Ambon de touwtjes in handen. Dan, in 1956 besluit de regering dat de Ambonezen voortaan voor zichzelf dienen te zorgen. Ze moeten werk zoeken. De centrale keukens worden afgeschaft. En vanaf nu dienen ze net als iedereen huur, brandstof en licht te betalen. Het verzet is fel.

J.A. Manusama, president in ballingschap

DE OP 17 AUGUSTUS 1910 in Bandjermasin op Borneo geboren Johannes Alvarez Manusama was vóór alles een product van de koloniale samenleving. Ofschoon zijn ouders waren geboren op de Molukken, voelde hij zich op en top Nederlander. Bij koninklijke feestdagen hees hij op gezag van zijn al even aan Wilhelmina verknochte vader de Nederlandse driekleur. Zijn vader, afkomstig uit Abubu op het eiland Nusa Laut, was op vijftienjarige leeftijd naar Java gezonden en had zich opgewerkt tot ingenieur. Manusama sr. veranderde vaak van standplaats en zo kwam het gezin onder meer op Java, Celebes en Sumatra terecht. Als jongen had Manusama geen enkel benul van zijn Molukse roots. Hij sprak niet eens het Maleis-Moluks. Toen hij op de mulo in Batavia, in een klas met Javanen, Soedanezen, Batakkers, Menadonezen, Ambonezen, Chinezen en Arabieren, door de leraar werd gevraagd naar zijn 'landaard', antwoordde Manusama dat hij 'inlander' was. Dit tot ontsteltenis van zijn vader, die hem beval zich voortaan voor te stellen als 'met Europeanen gelijkgesteld'. Dat was een juridische omschrijving die Manusama sr. in 1894 voor zichzelf en zijn nazaten had geregeld. Het garandeerde een betere rechtspositie dan die voor de 'inlanders' gold.

Op 25 april 1950 wordt in Ambon de Vrije Republiek der Zuid-Molukken RMS geproclameerd. Manusama wordt benoemd tot minister van Onderwijs en later ook van Defensie. Kort daarop begint de Indonesische invasie. Via Nieuw-Guinea heeft Manusama contact met Nederland. 'Indonesië valt ons aan met tanks. Zend hulp!' telegrafeert hij. Het antwoord uit Den Haag verbijstert hem: 'Wees niet bevreesd. Verover de Indonesische tanks en val er Indonesië mee binnen.' Manusama, onafhankelijkheidsstrijder tegen wil en dank, ziet zich in een volkomen isolement geplaatst. Intern gaat het er binnen de prille RMS ook niet echt harmonieus aan toe. Vaak vergrijpen de diverse clans zich eerder aan elkaar dan aan de vijand. Manusama en zijn vrouw zijn dan ook diverse malen aan de dood ontsnapt als zij na een wekenlange tocht door de binnenlanden van Banda, met de eigen troepen op de hielen, op een prauw met drie roeiers ontsnappen naar Nieuw-Guinea. Ernstig verzwakt door de malaria, nog maar 36 kilo wegend, arriveert Manusama in juni 1952 in Nieuw-Guinea, waar hij onmiddellijk wordt geïnterneerd. Hij moet beloven zich te onthouden van politieke activiteiten en wordt in oktober 1952 dan ook in 'immagratoire bewaring' gesteld als hij de in Nederland verblijvende Molukkers in een artikeltje oproept tot trouw aan de RMS. Eenmaal in Nederland krijgt hij een spreekverbod opgelegd, alsmede een verbod om te verhuizen. Joseph Luns heeft het uitroepen van de RMS inmiddels afgedaan als 'een onrechtmatige daad'. ALS IN 1966 de gearresteerde RMS-president Soumokil wordt geëxecuteerd in Jakarta, komt het hoogste ambt der Molukken toe aan Manusama. De geïsoleerde Molukse gemeenschap in Nederland loopt metterjaren steeds meer frustraties op, met als resultaat dat in 1978 de strijdbijl weer wordt opgegraven. 'Dat zijn niet onze jongens', zegt Manusama over de Molukse jongeren die in 1978 overgaan tot een golf van Moluks terrorisme, gericht tegen zowel Nederlanders als Indonesiërs. Niettemin wordt 'ome Joop' door vele Nederlanders verantwoordelijk gesteld. De radicale RMS-jongeren vinden hem op hun beurt juist weer veel te zacht. In 1993 komt er een tamelijk roemloos einde aan zijn presidentschap. Als een bezetene begint Manusama aan zijn memoires te schrijven. Drie jaar later stierf Ir Manusama, jarenlang een markante inwoner van Capelle aan den IJssel. Zijn laatste wens was dat zijn as ooit over de vrije Zuid-Molukken zou worden verstrooid.

IJsseloord

De wijk in Capelle aan den IJssel - Oostgaarde is met 156 woningen en 16 aanleunwoningen voor ouderen een van de grootste in Nederland, op Molukse bolwerken als Assen en Bovensmilde na. In de beginjaren zeventig wordt de eerste paal voor de nieuwe woonwijk geslagen door J. Manusama, president van de RMS. In januari 1972 komen de eerste gezinnen over vanuit kamp IJsseloord in Capelle, waar de Molukkers sinds 1958 in barakken hebben gewoond. Oude, tochtige en gehorige barakken, die alleen voorzien waren van het hoognodige meubilair.

''Het was prettig wonen in IJsseloord, maar het kon echt niet meer. De houten barakken waren helemaal verrot.''

Tafel en stoelen, aanrecht, etenspannetjes en een kolenkachel met daarop een emmer om het water warm te houden. Weliswaar met een eigen keuken en wc, maar verre van luxe. De nieuwe woningen worden in rap tempo neergezet. ,,Daarvan hebben we wel de nadelen ondervonden,’’ vertelt Tannetje Huliselan Fierens, de ’burgemeestersvrouw’. ,,De huizen werden slecht opgeleverd. Technisch mankeerde er nogal wat aan. Er waren verzakkingen, de muren in de hoeken waren open en de kozijnen van brandhout. Als het nat werd, ging alles kapot. Ook de proef met hete lucht verwarming was geen succes. We kregen de kamer niet op temperatuur. Dan zaten we hier met ijskoude voeten.’’

De Molukse wijk in Oostgaarde

De huidige Molukse wijk ligt goed ’verborgen’ aan de rand van Oostgaarde, op de grens met Nieuwerkerk aan den IJssel. Eengezinswoningen, allemaal in dezelfde sobere kleuren. De straatnamen, Banda Neira, Boeroestraat, Ceramstraat, Waitatiristraat, verwijzen naar het tropische moederland. Een stukje Molukken in Capelle aan den IJssel. ''Ik ben inmiddels gewend aan de wijk. Ik zou niet meer op Ambon kunnen wonen. Ik heb wel heimwee, maar hier in de wijk is het beter.''

Atus Kapuw woont er sinds 1972. Binnenshuis is de sfeer gemoedelijk. Aan de muur hangt -, zoals in veel Molukse huizen- een foto van het geboortedorp op de Molukken. Kappuw staat vaak achter het raam. Zo heeft hij goed zicht op wat er op straat gebeurt. ,,Ik ben inmiddels gewend aan de wijk. Ik zou niet meer op Ambon kunnen wonen. Ik heb wel heimwee, maar hier in de wijk is het beter. En ik ken iedereen. Elke vrijdag speel ik bingo in het wijkcentrum.’’

De meeste tuinen zijn het toonbeeld van een georganiseerde chaos. Losse objecten staan op het erfje en op straat. Maar als het straks warmer is, komt iedereen z’n huis uit om de boel schoon te maken. Nieuwsgierige blikken worden naar buiten geworpen als iemand voorbijloopt. De tijd lijkt een stuk langzamer te gaan. In de Molukse wijk doen ze niet mee aan de Nederlandse rat race.

Soms is er enige opwinding. Zo staat nu een huis te koop op de hoek v an de Waitatiristraat. Nog niet zo lang geleden waren er stenen door de ruiten gejaagd. Inmiddels zijn er nieuwe ramen ingezet, in afwachting van de nieuwe bewoners. Het zorgt voor enig gerommel in de Molukkenbuurt. Sinds het huis te koop staat, hebben zich enkele belangstellenden gemeld. Turken, Tunesiërs, Joegoslaven. De noodklok wordt geluid. Julius Huliselan -oom Ulis in de volksmond- schudt meewarig zijn hoofd. De wijkraad, waarvan hij voorzitter is, heeft in allerijl een vergadering belegd. ,,We hebben geen hekel aan anderen, maar dadelijk is er geen Molukse wijk meer. We accepteren g een buitenstaanders. Je weet hun achtergrond niet.’’

Bron : Rotterdam Dagblad bv @ 2001